donderdag 11 november 2010

Een reactie

De Nederlandse situatie is uniek, met aan de ene kant een systeem van hoogontwikkelde academische perinatale zorg, en aan de andere kant een hoogontwikkelde vroedvrouwentraditie. Je zou zeggen: een ideale situatie, met van beide kanten het beste. Dat zou het ook moeten zijn, maar dat is het niet.

1. Als twee beroepsgroepen met elkaar (moeten) concurreren, dan is het logisch dat de standpunten van beide partijen steeds verder en harder tegenover elkaar komen te staan. Zo hebben de gynaecologen en ziekenhuizen zich gespecialiseerd in het probleem- en ziekdenken. Ze gaan uit van risico’s en pathologie. De vroedvrouwen op hun beurt, hebben zich gespecialiseerd in het `natuurlijke bevalling’ denken en gaan uit van een bevalling als een in principe gezonde situatie en sluiten aan bij de kracht van de vrouw.
2. Wat mij stoort in beide benaderingen, is dat het meer een ideologische erezaak is geworden, dan dat het belang van de vrouw voorop staat. Die is niet gebaat bij een al te zoet ideaalbeeld dat ze van de ene kant opgedrongen krijgt, maar ook niet bij het objectdenken en lopendebandwerk van een ziekenhuis, waarbij de bevalling wel goed kan gaan, maar zij als persoon vergeten wordt.
3. Voor beide benaderingen is heel wat te zeggen, maar volgens mij vallen de slachtoffers juist in het gat dat tussen de standpunten is ontstaan. Juist in de overdracht tussen de vroedvrouw en de gynaecoloog vallen de slachtoffers, door tijdverlies èn door het prestigebelang van beide partijen. De vroedvrouw en de gynaecoloog kunnen niet goed samenwerken, omdat hun concurrentiestrijd juist de verschillen heeft benadrukt, en niet het gemeenschappelijke belang: de gezondheid en het welzijn van barende vrouw en haar kind.
4. wat mijzelf betreft, ik wilde heel lang in mijn zwangerschap niet bij de gynaecoloog onder controle zijn, ben zo lang mogelijk bij de verloskundige gebleven, ook al wist ik dat ik tenslotte in het ziekenhuis en bij de gynaecoloog zou bevallen. Juist omdat ik tamelijk traumatische herinneringen had aan zowel ziekenhuis als gynaecoloog, koos ik ervoor zo lang als de verloskundigen mij wilden hebben, daar te blijven. Toch werd ik op een moment overgedragen, en had ik daar dan ook wel vrede mee. Tenslotte wilde ik boven alles dat mijn kind gezond ter wereld zou komen.
5. Het ziekenhuis en de bevalling waren inderdaad klinisch en onpersoonlijk. Met een band om mijn buik in een kamertje, mijn ene arm aan de volautomatische bloeddrukmeter en de andere aan een weeënopwekkend infuus, had ik geen centimeter speelruimte. Heel af en toe kwam de gynaecoloog kijken. Toch moest ik nog roepen dat ik persdrang had, waarna ik nog naar de verloskamer gereden moest worden.  Na de geboorte van mijn dochter wilde de placenta niet geboren worden, waarna de nachtmerrie pas echt begon. Met gillende wielen werd mijn bed naar de operatiekamer gereden, door allemaal gangen en met de lift. Achteraf vraag ik me af hoe efficiënt dat allemaal was. In ieder geval was het erg klinisch en hemelsbreed verschillend van de zoete verhalen over thuis bevallen, in bad of onder de douche, met de kaarsjes aan.
6. uiteindelijk heb ik van beide zijden ook de negatieve kanten ervaren. Van het ziekenhuis het onpersoonlijke, tot en met een gynaecoloog die mijn twee eerdere zwangerschappen – eindigend met miskramen- als niet ter zake doend opzij schoof. Een behoorlijk onpersoonlijke en onmachtige bevalling. Dat ik achteraf nog een goed gevoel over mezelf heb, komt doordat ik bij het persen toch zelf de baas bleef over de situatie, wat aan een co-assistent (?) de uitspraak ontlokte dat het wel leek alsof het mijn tweede of derde bevalling was. Dat voelde goed. Wat ik vanuit de kant van de verloskundigen niet fijn is dat ze zoveel nadruk op het gezonde leggen en op het mooie van de bevalling. Juist hun klemtoon op het natuurlijke en mooie van de bevalling, en de kracht van de barende vrouw, deed mij pijnlijk beseffen dat ik met mijn bevalling jammerlijk gefaald had, of een kans gemist.
7. Overigens heb ik ook een thuisbevalling meegemaakt, zij het niet de mijne maar van een vriendin. Die beviel in haar eigen bed van een prachtige, gezonde zoon. Haar man en twee vriendinnen (waaronder ik) stonden haar terzijde, we vormden een krachtig team dat in alle rust samenwerkte. De enige minder goede herinnering is dat die dag blijkbaar veel vrouwen bevielen en de verloskundige hooguit een paar minuten kwam kijken en dan weer wegstoof naar een andere barende vrouw. We stonden er toch wel `alleen’ voor, allevier zonder ervaring. Toen de persweeën zich aandienden, heb ik een hele tijd lopen ijsberen in afwachting van de verloskundige, met het gejammer van mijn vriendin op de achtergrond. Dat was niet fijn! Daarom pleit ik allereerst voor een vermindering van de werkdruk van vroedvrouwen, zodat zij een barende vrouw optimaal kunnen begeleiden.
8. Waar ik bovenal voor pleit is inderdaad het beste van twee werelden: een betere samenwerking tussen vroedvrouwen en gynaecologen, met het welzijn van de barende vrouw als beider uitgangspunt. Laten we de goede kanten van beide systemen niet verliezen. Het zou jammer zijn als de Nederlandse thuisbevalling verloren zou gaan. En ik denk ook onnodig.

 Mieke

1 opmerking:

  1. Lieve Wietske, Mieke en Antje Martje

    Dank jullie wel voor jullie bijzondere reacties.

    PS
    Wietske en Sami, als jullie op de hoogte gehouden willen worden zouden jullie mij dan een mailtje willen sturen, dan kan ik jullie bij het adressenbestand voegen.

    BeantwoordenVerwijderen